Skip to content

Thérèse en de Vreugde

Artikel door Paul De Bois ocd
Thérèse en de Vreugde

“LIEFDE LAAT VREUGDE IN ONZE HERINNERING NA.”
THÉRÈSE VAN LISIEUX

 

“Geluk ligt in de vreugde van de prestatie en de sensatie van creatieve inspanning.”, was de overtuiging van de Amerikaanse president Franklin Roosevelt. Diametraal daar tegenover lees ik bij Thérèse van Lisieux: “Ik reken op niets meer tenzij de liefde”. (brief 242 aan zr Marie van de Drieëenheid)

Welke onze levensweg ook is, die van religieus, in een relatie of als singel … voor niemand van ons is het leven één grote vreugdevolle kermis. Het leven brengt veeleer die mengeling van licht en duisternis. Zo was het ook voor Thérèse Martin. In Thérèses leven zijn mooie maar ook heel pijnlijke dingen gebeurd. Al toen zij vier jaar was, overleed haar moeder. En ook later heeft Thérèse van geliefden afscheid moeten nemen. Bovendien heeft Thérèse lang met grote emotionele kwetsbaarheid geworsteld. Maar zij is gaan zien hoe Gods liefde haar in álles naar zich toetrok, zowel in vreugde als in lijden.
Te midden van alles wat op haar is afgekomen in haar korte leven leerde Thérèse de woorden van Paulus volop te beleven: “Verheugt u in de Heer, te allen tijde!” (Filip 4, 4) Dat ging niet vanzelf. Beetje bij beetje leerde ze los te komen van haar eigen ik. Alleen zo opende ze haar hart voor wat Jezus te vertellen had. 

Het voelen van tevredenheid

Geluk en vreugde. Het heeft mensen altijd al bezig gehouden. Heel veel mensen zijn vandaag bezig met de vraag: “Wat kan mij gelukkig maken?” “Ben ik gelukkig?” Ik ga even kijken naar de omschrijving van vreugde: het is een positieve emotie bij mensen of dieren, een tevredenheid met de omstandigheden of omgeving. Zowat iedere mens streeft naar die vreugde en tevredenheid, naar dat geluk. In de vierde eeuw vóór Christus stelde de Griekse filosoof en wetenschapper Aristoteles zich die vraag ook al. Voor hem is de vreugde het hoogste van alle goede dingen die we door ons handelen kunnen bereiken. In de overtuiging van Aristoteles gaat het dus om een haalbaar streefdoel. 

Vandaag wordt via reclame en sociale media een beeld aangereikt dat ons voorhoudt wat de ingrediënten zijn van een gelukkig leven. Een leuk huis, een job met de nodige uitdagingen, een fijn gezin, een grote vriendenkring, het gemaakt hebben op de sociale ladder. Uiteraard is dit op zich niet verkeerd. Maar het betekent wel dat tevredenheid synoniem wordt van het helemaal voor elkaar hebben in het leven. 

De Bijbel over vreugde

Er zijn veel dingen in het leven die vreugde kunnen geven, zoals een feestelijke gebeurtenis, mooie muziek en een aangenaam gezelschap. Je kunt van al die dingen genieten en er blij mee zijn. Maar vreugde kan nog een stap verder gaan dan blijdschap over concrete dingen die gebeuren. Vreugde kan ook een gevoel van dankbaarheid zijn om wie je zelf bent en om het leven dat God je geeft. 

In de bijbel vieren mensen om diverse redenen feest: bij het binnenhalen van de oogst…

“Gij hebt het volk vermenigvuldigd, zijn vreugde groot gemaakt; het verheugt zich voor uw aangezicht als met de vreugde bij de oogst, zoals men juicht bij het verdelen van de buit.”  (Jesaja 9, 2)

Vreugde en blijdschap zijn in de Bijbel niet vanzelfsprekend. De goede dingen in het leven worden gezien als een geschenk van God. Hij is degene die regen geeft, zodat de oogst niet mislukt en er voldoende te eten is. Veel bijbelschrijvers ervaren de zegenende hand van God in hun persoonlijke leven. Maar ze schrijven ook over blijdschap die daarboven uitgaat. Dat is vreugde die ze vinden in het dienen van God en het doen van zijn geboden:

“Leven naar uw richtlijnen geeft mij vreugde, meer vreugde dan rijkdom en overvloed”. (Psalm 119, 14)
“U hebt mij de weg naar het leven getoond, uw nabijheid zal mij vervullen met vreugde.” (Handelingen 2, 28)

Thérèse van Lisieux: de kleine vreugdes van alledag

Thérèse Martin wordt geboren op 2 januari 1873 in Alençon. Op 9 april 1888 treedt ze in de Karmel van Lisieux in. Haar definitief engagement in de Karmel spreekt ze op 8 september 1890 uit. De eerste tekenen van tuberculose komen op 3 april 1896. Goed een jaar later op 30 september 1897 sterft zuster Thérèse de l’Enfant Jésus. Ze is dan pas 24 jaar geworden. 

Er zijn redelijk wat originele foto’s van Thérèse bewaard. Op geen enkele daarvan zal je haar breed lachend zien. Wanner ik die foto’s bekijk dan krijg ik steeds de indruk van een eerder ingehouden emotionaliteit. Wat er in Thérèse omgaat aan vreugde en verdriet kom je enkel te weten door het lezen van haar geschriften. 

Thérèse was niet uitdrukkelijk bezig met wat haar vreugde bracht. Ze vertelt het gewoon in haar teksten, in haar brieven en poëzie. Over haar eerste kinderjaren zegt ze zelf:

“Mijn leven verliep in rust en geluk.” (Ms A, 22r)

Ook wanneer ze samen met haar vader en zus Céline in november 1887 op bedevaart gaat naar Rome, om van paus Leo XIII gedaan te krijgen dat ze ondanks haar jonge leeftijd mag intreden in de Karmel van Lisieux en ze daarover vertelt, wordt duidelijk dat ze aan die reis ook veel plezier heeft beleefd. Op 17 mei 1888 schrijft ze aan haar vader:

“Weet je nog, papa, toen wij in Genua mijnheer Benoit en de anderen op een afstand zijn gevolgd? Ah, wat hebben we toen een plezier gehad.(Brief 51 aan mijnheer Martin)

Ook haar zus Céline bevestigt hoeveel pret ze toen hadden. De heel gewone dingen van het leven kon Thérèse waarderen. Opnieuw schrijft ze aan haar vader:

“Als je eens wist wat jouw karper, jouw monster, ons een plezier heeft gedaan. De maaltijd leed er een half uur vertraging door. Zuster Maria van het Heilig Hart heeft er de saus bij gemaakt. Het was verrukkelijk, het rook naar een keuken in de wereld. Het was nog fijner dan de weelderige Italiaanse keuken. En dat wil wat zeggen! Want wat waren dat vaak voor festijnen…” (Brief 58 aan mijnheer Martin)

Tussendoor lees je in haar brieven hoe kleine dingen haar blij maken:

“Je weet niet hoeveel plezier je vriendelijke brief mij heeft gedaan. Ik was heel blij dat je me geschreven hebt.” (Brief 37 aan haar nichtje Marie Guérin)

De ontdekking van Thérèse: van angst naar vertrouwen.

Thérèse begint haar leven als karmelietes in 1888. Zoals vele kloostergemeenschappen uit die tijd was ook het kloosterleven in de Karmel van Lisieux getekend door het jansenisme. Een hervormingsbeweging die in de zeventiende eeuw in Europa is ontstaan. Een beweging, helemaal in de lijn van de contrareformatie,  op gang gebracht door hoogleraar en later bisschop van Ieper Cornelius Jansenius. Deze spirituele strekking legde een groot accent op ascetische verwerping van de wereld. In het kloosterleven speelde bekering een cruciale rol. Christus riep op tot voortdurende bekering, en gelovigen voelden zich geroepen om hun leven volledig te wijden aan het streven naar christelijke volmaaktheid. Dit deden ze door te leven volgens de evangelische raden: gehoorzaamheid, armoede en celibaat. 
Eeuwenlang had de kloosterregel van de Italiaanse abt Benedictus van Nursia (rond 520) grote invloed op het kloosterleven in Europa. Deze regel bepaalde de dagindeling, spiritualiteit, bezigheden en gebouwen van kloosters.
Het jansenisme bracht echter ook veranderingen in het kloosterleven teweeg. De nadruk op ascese en zuiverheid paste bij de jansenistische idealen. Dit had invloed op de levenspraktijk en ethiek binnen kloostergemeenschappen, waarbij streven naar volmaaktheid en ascetische idealen centraal kwamen te staan. Het gevaar om te zondigen en onderworpen te worden aan Gods oordelende gerechtigheid was alom tegenwoordig. Niet verwonderlijk dat hier ook de lijdensmystiek opduikt. De verheerlijking van het lijden. Ten gevolge van verkeerd begrepen uitspraken van Teresa van Avila en Jan van het kruis en onder invloed van de gangbare spiritualiteit in Frankrijk leefde deze lijdensmystiek vrij sterk in de Franse Karmels van de negentiende eeuw. Ook in de Karmel van Lisieux. 
Al speelt die lijdensmystiek mee in de beleving van Thérèse – ze wil zowat het lijden van iedereen op zich nemen om Jezus te behagen – altijd weet ze toch op de een of andere manier aan dat verlangen naar lijden te ontsnappen en stoot ze door naar de kern. 

“En toch ben ik heel gelukkig, gelukkig het lijden te dragen dat Jezus mij wil geven. […]Ik ben veel te gelukkig dat Hij zich tegenover mij niet geneert. Hij laat me zien dat ik voor Hem geen vreemde ben. “ (Brief 74 aan zuster Agnes van Jezus, haar zus Pauline)
“Het arme lammetje kan niets tegen Jezus zeggen en vooral Jezus zegt haar absoluut niets. Bid voor haar, dat haar bezinningstijd toch het hart behagen mag van degene die als enige in het diepst van de mens kan lezen; Waarom zou ik mijn geluk op aarde zoeken? Ik geef toe dat mijn hart er hevig dorst naar lijdt, maar het ziet ook wel, dat arme hart van mij, dat geen enkel schepsel in staat is zijn dorst te lessen. Integendeel hoe meer het aan die bekoorlijke bron drinkt, hoe heviger zijn dorst wordt. Ik ken een andere bron. Als je daarvan gedronken hebt, heb je ook nog dorst, maar het is een dorst die niet uitputtend is, maar juist zoet en voldoening gevend. Deze bron is het lijden waar alleen Jezus weet van heeft.” (brief 75 aan zuster Marie van het Heilig Hart, oudste zus van Thérèse)

Ze komt enkele dagen later, deze keer aan zuster Agnes, nog eens terug op het beeld van het lammetje:

“het lam vergist zich wanneer het meent dat het spelletje van Jezus zich niet in het duister bevindt; het is in het duister ondergedompeld. Misschien is die duisternis helder, het lammetje geeft dat ook toe, maar desondanks is het duisternis. Een grote kracht en een diepe vreugde vormen haar enige troost. Het lammetje hoopt te zijn zoals Jezus wil, dat is haar vreugde, want al het andere is droefheid. […] Ik geloof dat het tijdens deze bezinningstijd Jezus’ werk was mij te onthechten van al datgene dat Hij niet is. Als je eens wist hoe groot mijn vreugde is er géén te hebben om zo Jezus vreugde te schenken. Dat is verfijnde vreugde – maar geenszins ervaren vreugde.” 

Langzaam maar zeker groeit bij Thérèse een nieuwe overtuiging: ze leert haar eigen kleinheid erkennen; ze wil alleen nog vertrouwen op God. Er vindt een verschuiving plaats in de beleving van haar relatie met Jezus. Het gaat niet om “verdiensten verwerven”. Niet meer het verlangen naar het lijden en de hemel staan centraal. Er is nu enkel nog de liefde en de overgave.  Het gaat er om “Jezus vreugde te geven. 9 juni 1895 wordt een mijlpaal op de geestelijke weg van Thérèse. Ze biedt zich aan God aan in haar ‘Acte d’Offrande’. Tegenover de strenge goddelijke Rechter van het jansenisme vertrouwt ze zich helemaal toe aan God die barmhartig is. Ze geeft zich zonder reserve over aan de goddelijke liefde. Op die goddelijke liefde vertrouwt ze grenzeloos. Het is haar “kleine weg”. 

Mijn roeping is de liefde.

Thérèse weet dat God haar steeds dichter nadert met Zijn genade. God is in haar hart en haar toekomst ligt in Zijn handen. Nu ze niets meer verlangt dat eindig is, weet ze dat ze het oneindige kan bereiken. Het ontbreekt haar aan niets meer en de kennis van de genadige aanwezigheid van Jezus, nu en in de toekomst, brengt een diep geluk in haar teweeg. Ze is altijd gelukkig en tevreden.

Ze leeft haar leven nu alsof het door God is uitgesproken, als de uitdrukking van Zijn vaderlijke zorg. Zelfs in de duisternis van haar geloof, in de dorheid van haar gebed en in het fysieke lijden dat met de dag toeneemt, is het diepste van haar wezen in vrede en vreugde. Op geen enkel moment was het leven voor Thérèse écht gemakkelijk. Toch is haar glimlach  spreekwoordelijk onder haar medezusters; ze voelen dat die voortkomt uit haar relatie met God.

Beetje bij beetje vond er een fundamentele verandering in haar plaats: “Terwijl ik in mijn kindertijd leed in verdriet, lijd ik nu niet meer op deze manier, maar in vreugde en in vrede”, schrijft ze in manuscript C. 

Angst, pijn, een slechte gezondheid, een kwetsend woord - dit alles raakt slechts de oppervlakte van mijn ziel.

In de kern is ze verankerd in God. Omdat ze gebonden is aan God, voelt ze zich vrij ten opzichte van alles wat niet God is, wat God niet wil. Ze houdt van de beelden die lichtheid, snelheid en opstijgen uitdrukken: ze heeft vleugels, ze vliegt, ze is als een leeuwerik (Gedicht van 30 april 1896) die niets liever wil dan hoger vliegen in het oneindige licht. Twijfel, rusteloosheid en teleurstelling slagen er niet meer in haar in zichzelf op te sluiten. 

Ze herhaalt vaak haar motto: Alles is genade! Dankbaarheid huist altijd in haar hart. En de oude, de enige wens: meer liefhebben, altijd meer. Dat is de grondtoon van haar gebed. Zeker, ze maakt nog steeds kleine fouten. Maar met dezelfde blik ziet ze de overvloed van de genaden die ze heeft ontvangen en haar eeuwige kleinheid.

In een brief aan priester Bellière schrijft ze op 21 juni 1897:

“Ah mijn lieve kleine broer, sinds het ook mij vergund is de liefde te begrijpen van het hart van Jezus, moet ik bekennen dat Hij alle vrees uit mijn hart heeft verjaagd. De herinnering aan mijn fouten vernedert mij en brengt mij ertoe om nooit te vertrouwen op eigen kracht, die alleen maar zwakheid is; maar bovenal spreekt die herinnering mij van zijn barmhartigheid en liefde. Wanneer men zijn verkeerde daden met een heel kinderlijk vertrouwen in de verterende oven van zijn liefde gooit, hoe kan het dan anders of zij worden voor altijd vernietigd.”

Centraal in haar spirituele boodschap staat wat ze zelf is gaan noemen “haar kleine weg”.  Wanneer Thérèse het klooster binnen gaat heeft ze maar één groot verlangen: heilig worden. Ze heeft er alles voor over. Maar al vlug wordt ze geconfronteerd met haar eigen zwakheden en haar onvermogen om dat ideaal te bereiken. Daarom leert ze de weg naar de hemel met kleine stappen te gaan. Thérèse gebruikt daarbij het beeld van de lift. Die lift … die haar tot de hemel moet tillen zijn Jezus’ armen. En hoe kleiner ze is, hoe lichter ze weegt in de armen van Jezus. En hoe eenvoudiger het voor Hem is haar op te tillen naar de hemel. Wanneer ze het zelf niet kan, wel dan moet ze zich in de armen van Jezus leggen en dan moet Hij het voor haar doen. Dit besef is haar grootste vreugde. 

In één van haar gedichten komt mooi tot uiting wat haar vreugde geeft. Het is een wat langere tekst van Thérèse die ik graag citeer:

Er zijn zielen op aarde
die tevergeefs geluk zoeken
maar voor mij is het net het tegenovergestelde
vreugde is in mijn hart
deze vreugde is niet vluchtig.
Ik bezit haar voor goed,
als een lenteroos lacht ze me elke dag toe.
Ik ben echt te gelukkig,
ik doe altijd mijn zin...
Kan ik wel anders dan blij zijn, en mijn vrolijkheid tonen?
Mijn vreugde is het lijden liefhebben,
ik lach terwijl ik huil
ik accepteer dankbaar
de doornen gemengd met bloemen.
Wanneer de blauwe lucht donker wordt
en me lijkt te verlaten,
is het mijn vreugde om in de schaduw te blijven
mezelf te verbergen, mezelf te vernederen.
Mijn vreugde is de Heilige Wil
van Jezus, mijn enige liefde.
Zo leef ik zonder angst
ik hou evenveel van de nacht als van de dag. 
Mijn vreugde is om klein te blijven.
Dus als ik onderweg val
kan ik heel snel weer opstaan
en Jezus neemt me bij de hand.
Dus, terwijl ik hem overlaad met liefkozingen.
Vertel ik Hem dat hij alles voor me is.
En ik verdubbel mijn tederheid
Als Hij terugdeinst voor mijn geloof.
Als ik soms tranen vergiet
is het mijn vreugde ze goed te verbergen voor mijn zusters.
Oh, wat een charme heeft het lijden
als je weet hoe je het met bloemen moet bedekken!
Ik ben bereid te lijden zonder het te zeggen
opdat Jezus getroost kan worden.
Mijn vreugde is hem te zien glimlachen
als mijn hart zich als een balling voelt...
Mijn vreugde is om onophoudelijk te vechten
om uitverkorenen voort te brengen.
Mijn hart brandt van tederheid
om vaak tot Jezus te herhalen:
Voor jou, mijn goddelijke kleine broer
ben ik blij om te lijden.
Mijn enige vreugde op deze aarde
is om U blij te maken.
Ik wil nog lang leven
Heer, als dat Uw wens is
in de hemel zou ik U willen volgen.
Als het U zou behagen.
Liefde, dit vuur van het Vaderland
blijft mij verteren
wat doen dood of leven met mij?
Jezus, mijn vreugde is U lief te hebben!

+++

Bijbelcitaten zijn genomen uit: Nieuwe Bijbel vertaling, Nederlands-Vlaamse Bijbelgenootschap en Katholieke  Bijbelstichting, 2004

Voor wat de teksten van Thérèse betreft baseerde ik mij op volgende literatuur: 
Thérèse van Lisieux, Gent, Carmelitana, 2022
Brieven, Teresia van Lisieux, Gent, Carmelitana, 1983
Kleine heilige Teresia van Lisieux, Gedichten, Brugge, Desclée- De Brouwer en Cie, 1953
Jean Paul Thomas, Lessen van de heilige Thérèse, Stichting De Boog, Utrecht, 2023Marc Foley, Thérèse van Lisieux. De liefde die ons bezig houdt; Gent, Carmelitana, 2023
Thérèse van Lisieux, Alleen de liefde blijft. Stapstenen op de kleine weg, Gent, Carmelitana, 2023

Dit artikel verscheen eerst in 'Kovel' 83, blz 50-58, 2024.

PDF: Thérèse en de Vreugde

Lees meer artikels.