
Homilie Pater Paul De Bois 30 november 2025 : 1ste zondag van de Advent A
De zondagen van de Advent doen ons beseffen dat we niet meer compleet in het duister staan. Er is al een beetje licht en dat licht gaat groeien, sterker worden.
Ze zijn er nu volop: de ‘kerstshows’ in tuincentra en winkelcentra. Ook in onze steden. In Brugge is sinds een aantal dagen ‘Wintergloed’ open. In onze eigen stad mogen ‘de Gentse Winterfeesten’ er best zijn. Antwerpen en Brussel doen niet onder. Onze hoofdstad heeft op de grote Markt zelfs een vernieuwde ‘inclusieve’ kerststal staan. Ik was toch wel wat verwonderd: wat is dat dan wel … een inclusieve kerststal? Om het misschien wat te veel vereenvoudigd te zeggen: een kerststal met knipoogjes. Een knipoog naar … de serres van Laken: want de ‘stal’ is een serre. Verder een knipoog naar textiel: want de figuren zijn van gerecupereerde stof. Tenslotte een knipoog naar de Islam: want de figuren in de stal Maria, Jozef en Jezus hebben geen gezicht … God kan je niet afbeelden. Er komt veel kritiek op want: een kunstwerk dat niets meer met kerstmis te maken heeft, zeggen heel wat critici. Anderen vinden de commotie dan weer opgeklopt. De ontwerpster zelf zegt dan weer: “het is nog altijd een klassieke kerstscène, maar dan vertaald naar textiel”.
Ik ga verder maar niet mee in de discussie. Ik ga ook eerlijk zijn: ik hou wel van de sfeerschepping rond advent en kerstmis. Ik vind het wel eens prettig om dan in onze steden rond te lopen. Daar is niks mis mee.
Tegelijk stemt het me allemaal een beetje droevig. Natuurlijk ben ik gewonnen voor een ‘inclusieve samenleving’. Een samenleving waarin de ander niet enkel verdragen wordt, maar ook gerespecteerd. Waar we van elkaar willen leren. Dat brengt openheid voor diversiteit mee. Iets wat in Jezus’ levensvisie toch ook niet onbelangrijk is.
Toch glijdt dit al te gemakkelijk af naar het zoeken van iets waar iedereen tevreden mee kan zijn en dan dikwijls nauwelijks nog een boodschap heeft. Zoiets als “een kerststal met knipoogjes naar…” van alles en nog wat.
Goede mensen, dit kan en mag voor wie zich christen noemt niet voldoende zijn! Er moet toch waakzaamheid zijn voor wat Kerstmis in essentie voor ons betekent. Precies daartoe roept de Advent ons op: de lezingen van deze Eerste Adventszondag stellen op de een of andere wijze de komst van God centraal. En het nieuwe rijk van vrede dat daarmee zal aanbreken. Daarover gaat het in essentie, zonder knipoogjes. Al het andere is sfeerschepping.
Daarom roepen de lezingen ons op tot waakzaamheid. Waakzaamheid zie ik dan niet in de betekenis van “opletten dat je die komst van God niet verspeelt”. Ik zie waakzaamheid eerder als ons verlangen naar die komst van Jezus en van het nieuwe rijk van vrede. Jesaja heeft het er over in de eerste lezing: “Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers, hun speren tot sikkels. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander…”.
Vandaag worden we uitgenodigd om ons hart en onze geest voor te bereiden op de komst van Christus. We worden uitgenodigd om deze vier weken advent te gebruiken om ons te richten op het licht van God; licht dat steeds krachtiger wordt. Stap na stap, zoals het licht van de adventskrans elke week sterker wordt, zo proberen we vier weken lang ons leven te vullen met liefde en hoop, zodat we met vreugde kunnen uitkijken naar Jezus’ komst… en we op kerstavond vreugdevol vieren: “Heil, de Redder is daar”.
Met Paulus moeten we een radicale keuze maken. Een keuze voor Christus. Een keuze die meer is dan met muts op, sjaal om en een glas Glühwijn in de hand discussiëren over de knipogen van de kerststal. Wil je dat doen, dan zou ik zeggen doe maar gerust hoor. Maar vergeet daarbij niet dat je aanwezig zijn in deze eucharistieviering een veel diepgaander engagement vraagt.
Paulus zegt aan de Romeinen – en ook aan ons: “Bekleedt u met de Heer Jezus Christus”.
Ik ben Paulus zo dankbaar, om dit beeld: we moeten zo sterk uitkijken naar Jezus Christus dat we Hem als kleding moeten aantrekken. Dat betekent ook dat we “de oude mens afleggen”, “ons ontdoen van de werken der duisternis” lees ik in diezelfde brief aan de Romeinen.
De zondagen van de Advent doen ons beseffen dat we niet meer compleet in het duister staan. Er is al een beetje licht en dat licht gaat groeien, sterker worden. “Reeds daagt het in het oosten, het licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal.” Daarom begint de tweede lezing vandaag met: “je weet dat het uur om uit de slaap te ontwaken reeds is aangebroken”.
Voor ons christenen is Christus niet alleen Iemand uit het verleden waarnaar we ons oriënteren. Christus is inderdaad de Heer naar wie wij uitkijken, Hij is onze uiteindelijke eindbestemming … maar Hij is ook Diegene die leeft en die nú komt.
Vandaar de oproep om ons vier weken lang te bezinnen en in het licht te gaan staan; open te komen voor een leven in God die altijd bij ons aanwezig is. Laat ons daarom mensen zijn die bewust leven in het licht.
Laat ons niet verzuipen in drukte, stress en haast. Laten we in het groeiende licht gaan staan. Laten we in het verlangen staan om Christus te volgen.
Laat ons daarom in deze vier weken ook de stilte zoeken omdat wij weten dat daar de bron ligt. Alleen wie ook de stilte opzoekt zal het licht in het Oosten zien dagen …
Laat ons telkens opnieuw dat refrein bewaren in ons hart, als een zachte maar krachtige herinnering: “De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan.” Moge dat licht ons leiden, ons vormen, en ons geleiden naar de volheid van leven die God ons wil schenken.
Of om het met de nieuwe kerkleraar kardinaal John Henry Newman te zeggen: “Leid, vriendelijk Licht, in 't duister dat me omsluit, leid Gij mij voort! De nacht is zwart, en ik ben ver van huis - leid Gij mij voort! Richt Gij mijn voet: geen vergezicht ik vraag, geen verre land - één enkele stap volstaat!”
o.a.m.d.g.
Lees meer artikels.

