
Homilie Pater Paul De Bois 15 oktober 2025 : Teresa van Avila
Uiteindelijk een heel eenvoudige roeping: Jezus liefhebben … Hem volgen en toebehoren. Het geeft haar een enorme kracht.

Er wordt tegenwoordig nogal wat gesproken over ‘vrouwen in de kerk’. Er wordt gekeken naar de specifieke plaats en verantwoordelijkheden voor de vrouw in de Kerk. Dat is ook goed zo. Op voorwaarde dat men niet voorbij ziet aan de grote rol die een aantal vrouwen reeds hebben gespeeld in de kerkgeschiedenis. Ik denk aan een Hildegard von Bingen (12eE), Hadewijch (12eE), Catharina van Siëna (14eE), Thérèse van Lisieux (19eE), Madeleine Delbrel (20eE) en natuurlijk ook Teresa de Jesus (Avila, 16eE). Het zijn er maar enkele die ik opnoem. Stuk voor stuk vrouwen met pit. En geloof me maar Teresa de Ahumada y Cepeda was een temperamentvolle vrouw.
Al liet de Kerk van haar tijd, het Spanje van de 16e eeuw, nauwelijks plaats voor de visies en opinies van vrouwen, toch stak Teresa haar overtuigingen niet onder stoelen of banken.
Terwijl de Rooms-Katholieke Kerk via het concilie van Trente haar gezagsverlies, veroorzaakt door de Reformatie, trachtte te herstellen met ingrijpende uiterlijke maatregelen, ging Teresa in tegenovergestelde richting: zij wees de weg naar binnen.
Teresa schrijft over inkeer, over persoonlijk stil gebed. Voor ons normale thema’s … niet zo in haar tijd en al zeker niet voor vrouwen. Bovendien schrijft ze over haar mystieke ervaringen.
Het leergezag had te maken met vele uitwassen van pseudo-mystici die zich, om hun godservaringen te bewijzen, de meest bizarre gedragingen veroorloofden. En Teresa wist hiervan en is steeds weer bekommerd zelf in de leer van de Kerk te staan.
De inquisitie, alert op alles wat afweek, kreeg aandacht voor Teresa. Het doet haar een leven lang op zoek gaan naar goede geestelijke begeleiding. Een thema dat regelmatig terugkomt in haar geschriften.
We spreken vandaag in de Kerk ook graag over “synodaliteit”. Samengevat wil dit zeggen dat we als gelovigen samen op weg gaan en elkaar begeleiden in onze geestelijke roeping.
Precies dit doet Teresa als overste voor haar zusters: hen begeleiden in hun geestelijke roeping. Zelf heeft ze er jaren religieus leven over gedaan om haar roeping uit te klaren. Uiteindelijk een heel eenvoudige roeping: Jezus liefhebben … Hem volgen en toebehoren. Ze kiest daarom een nieuwe kloosternaam: Teresa de Jesus. Teresia van Jezus. Een levensprogramma.
Het geeft haar een enorme kracht. Ze hervormt de Karmel en sticht heel wat kloosters in Spanje.
Geen van haar stichtingen ontstond zonder tegenslag, wrijvingen met kerkelijke en plaatselijke autoriteiten, misverstanden rondom verleende toestemmingen, niet nagekomen afspraken of contracten.
Haar ideaal was een klein klooster van niet meer dan dertien zusters. Ze waren vrij hun eigen priorin en biechtvaders te kiezen. Elke zuster had haar eigen cel. Eenzaamheid was hun meest gezochte plek. De kapel was het centrale gedeelte van het huis. Daar kwamen zij bijeen voor de eucharistie en het zingen van de getijden. Minstens twee keer per dag trokken ze zich terug ‘om een uur door te brengen met God’. Elke avond was er gezamenlijke recreatie. Er werd muziek gemaakt, gedanst en geborduurd. Werk was van belang om het klooster van inkomsten te voorzien. Elk klooster diende zelfvoorzienend te zijn, al werden aalmoezen, vaak in de vorm van groente en fruit, dankbaar aangenomen.
Om zulke gemeenschappen vorm te geven beschikte Teresa over bijzondere talenten. Ze kon goed organiseren en goed met bisschoppen en superieuren onderhandelen over de benodigde toestemmingen, ze was zakelijk, kon goed met geld omgaan en ze was vooral geduldig en vasthoudend, en uiteraard vol vertrouwen in de Heer. Niets werd ondernomen zonder Zijn toestemming. Regelmatig sprak de Heer haar toe. Vooral op momenten van zich opstapelende problemen en grote moedeloosheid hoorde ze woorden als: ‘Vrees niet’ of ‘Wanneer heb ik je ooit in de steek gelaten? Geef geen van deze werken op.’
De essentie van de karmel spiritualiteit schrijft Teresa neer in een gedicht. Een gedicht dat ik jullie graag voorlees:
Mijn God,
ik hoef niet naar de hemel te klimmen
om met U te spreken
en bij U mijn vreugde te vinden.
Ik moet mijn stem niet verheffen
om met U te praten.
Al fluisterde ik heel zacht,
Gij hoort me al: want Gij zijt in mij,
ik draag U in mijn hart.
Om U te zoeken,
heb ik geen vleugels nodig.
Ik heb me enkel stil te houden,
in mezelf te kijken,
me niet te verwijderen
van een zo hoge Gast.
Als bij mijn broer,
mijn beste vriend,
mag ik bij U vertoeven,
U zeggen wat mij kwelt,
U vragen mij te helpen:
ik weet
dat Gij mijn God en Vader zijt
en ik – hoe onwaardig ook –
Uw kind.