Skip to content

Gebedsavond 4 september 2025 : teksten van Thérèse van Lisieux

Gebedsavond 4 september 2025 : teksten van Thérèse van Lisieux

De leerlingen bleven eensgezind volharden in het gebed, samen met Maria, de moeder van Jezus. 

Op donderdagavond willen wij een uur waken bij de Heer. Waken is ook eigen zorgen loslaten om open te komen voor datgene waar de Heer bezorgd om is, aandacht te hebben voor zijn lijden en zijn pijn. In voorbereiding op het feest van Maria’s geboorte op 8 september overwegen wij de blijde geheimen: 

1ste blijde geheim: de engel Gabriël bracht de boodschap aan Maria en zij heeft ontvangen van de heilige Geest. In Jezus komt God ons menszijn delen, om ons op te nemen in Zijn goddelijke leven. Jezus komt om het leven van elke mens weer helemaal goed te maken en om ons terug te brengen naar onze oorspronkelijke relatie met God onze Schepper. Moge Maria voor velen de genade bekomen zich in geloof te openen voor deze blijde boodschap. 

2de blijde geheim : Maria bezoekt haar nicht Elisabeth. Jezus laat zich door Maria naar Elisabeth brengen om zijn voorloper te heiligen. Moge Jezus doorheen Maria ook ons heiligen om er helemaal te zijn voor Hem, voor onze persoonlijke zending, opdat Hij in ons groter wordt en wij kleiner.

3de blijde geheim: Jezus wordt geboren in Bethlehem. In het duister van onze nacht, kom Hij ons verlichten, in de koude van ons hart, kom Hij ons verwarmen, in onze armzaligheid komt Hij ons rijk maken. Hij komt om weg te nemen alles wat ons van God gescheiden houdt. Hij smeekt ons: geef Mij een schuilplaats in jullie hart. Bidden wij met Maria voor het heilig Land, voor allen die er honger lijden en verdreven worden. 

4de blijde geheim: Jezus wordt opgedragen in de tempel. Het was een pijn voor het hart van zijn Moeder. Haar hart zal worden doorstoken door een zwaard van smart. Vragen wij aan Maria ook ons aan de Vader op te dragen, om met Jezus te zeggen: Hier ben ik, o Vader, om Uw Wil te doen.  

5de blijde geheim: Jezus wordt teruggevonden in de tempel.  Waarom hebt gij naar Mij gezocht? Wist je niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen van mijn Vader? Jezus wist hoeveel pijn zijn Moeder leed, maar zo bereide Hij Haar voor op wat Zij ooit onder het kruis te lijden zou hebben. Bidden wij voor mensen die de pijn voelen door God verlaten te zijn, voor ouders wiens kinderen eigen wegen gaan, voor allen die lijden onder gemis en verlies. 


De heilige Thérèse heeft mooie dingen gezegd over het geestelijk kind zijn.

Zij schreef een brief aan Marie, haar zus en meter, over wat zij in haar retraite mocht ervaren: ‘Jezus wil mij de enige weg tonen die naar de goddelijke Vuuroven leidt; het is de weg van de overgave van een klein kind dat zonder angst insluimert in de armen van zijn vader. Als alle zwakke en onvolmaakte zielen eens zouden voelen wat de kleinste van alle zielen voelt, namelijk die van je kleine Thérèse, dan zou geen enkele ziel meer de hoop verliezen eens de top van de berg van de liefde te zullen bereiken. Jezus vraagt immers geen grote daden, maar alleen overgave en dankbaarheid. Hij heeft onze daden niet nodig, maar alleen onze liefde. God schrok er niet voor terug om wat water te vragen aan de Samaritaanse vrouw. Hij had dorst. Toen Hij zei ‘geef mij te drinken’, vroeg de Schepper van het heelal zijn arme schepsel om liefde. Hij dorstte naar liefde.’  

In een brief aan Céline schreef zij: 'hoe armer je zal zijn, hoe meer Jezus van jou zal houden.’ Hoe kleiner men zich dus maakt, hoe gemakkelijker Jezus ons in zijn armen kan nemen; hoe dieper men afdaalt in het dal van de nederigheid, hoe meer men mag schuilen in het hart van God. Thérèse verlangt ernaar een ‘atoom’, een eenvoudige dauwdruppel te zijn, om zich gemakkelijker te verliezen in het verterende vuur van de goddelijke Liefde. Maar wanneer zij zich ziet als een kleine ziel is het ook omdat zij beseft niet veel te betekenen in vergelijking met de heldhaftige daden van de grote heiligen, en zeker vergeleken met de dwaasheden van liefde die Jezus heeft verricht. Zij moet er zich tevreden mee stellen de Heer heel gewone daden aan te bieden – de kleine offers en de bescheiden ontzeggingen die het kloosterleven met zich meebrengen – en door daarin zoveel mogelijk liefde te investeren. ‘Een speld oprapen uit liefde kan een ziel bekeren’, is één van haar gekende uitspraken.

Twee maanden voor haar dood vroeg mère Agnès aan Thérèse wat het betekent ‘een klein kind te blijven voor de goede God’. Ziehier haar antwoord: ‘het is zijn nietigheid erkennen, alles van de goede God verwachten, zoals een klein kind alles verwacht van zijn vader; het is zich nergens zorgen over maken, geen fortuin najagen. Zelfs bij de armen geeft men aan het kind wat het nodig heeft, maar van zodra het groot is wil de vader het niet meer voeden en zegt hem: ‘ga nu zelf werken, je kan nu voor jezelf zorgen’. Het is om dit niet te horen te krijgen dat ik niet groot wou worden, mij onbekwaam voelend voor mijn levensonderhoud in te staan, en voor het eeuwig leven in de Hemel: ik ben dus heel klein gebleven.’ Maar tegelijk voegt Thérèse eraan toe dat het kleine kind ook diegene is die zijn offers aanbiedt in de mate zij daar de gelegenheid voor krijgt: ‘ik ben dus altijd klein gebleven, vermits ik geen andere bezigheid heb dan bloemen te plukken, bloemen van liefde en offer, om die aan de goede God aan te bieden om Hem plezier te doen.’ Maar onze offers, onze verdiensten zijn ook nog een gave van God. Thérèse zegt het zo: ‘klein zijn, dat is ook niet aan zichzelf de deugden toeschrijven die men beoefent, alsof men tot iets in staat zou zijn, maar erkennen dat de goede God deze schat in de hand van zijn klein kind legt, opdat het zich daarvan bedient wanneer het die nodig heeft, maar het blijft altijd de schat van de goede God.’ En haar uitleg over het kind zijn beëindigt zij zo: ‘uiteindelijk betekent klein zijn: zich niet laten ontmoedigen door zijn fouten, want kinderen vallen dikwijls, maar zij zijn te klein om zich veel pijn te doen’ (CJ 6.8.8). 


Uit de gedichten van Thèrése: 

1. U die het hart van de moeders hebt geschapen, ik vind U de tederste van alle vaders. Jezus, mijn enige liefde, voor mij is Uw hart helemaal moederlijk. Op elk moment volgt U mij, behoedt U mij. Als ik U roep, talmt U nooit. En wanneer U zich voor mij schijnt te verbergen, dan bent U het nog die mij helpt om U te zoeken.  Het is aan U alleen, Jezus, dat ik mij hecht. Het is in Uw armen dat ik vlucht en mij verberg. Ik wil U beminnen als een klein kind, maar ook voor U strijden als een dapper krijger. Als een kind wil ik U overladen met mijn liefkozingen en als een soldaat werp ik mij voor U in de strijd. 
                       
2. Het is Uw Hart dat mij onschuldig verklaart en mij in die onschuld bewaart. U zal mijn vertrouwen nooit beschamen. Wanneer het stormt in mijn hart, dan richt ik mijn ogen op U. En in uw ogen vol mededogen lees ik: ‘mijn kind, de hemel heb Ik geschapen alleen voor U’. Dit besef ik goed, Heer, dat mijn zuchten en mijn wenen uw Hart raken. Hoewel serafijnen in de hemel U omringen, bedelt U om mijn liefde. U wil mijn hart, Jezus, ik geef het U. Al mijn verlangens vertrouw ik U toe. En hen die ik liefheb, o mijn Bruidegom en Koning, wil ik enkel nog beminnen uit liefde voor U.       

3. Er is een vreugde die nooit voorbijgaat, die mij toelacht, elke dag. Die vreugde maakt mij diep gelukkig. Zij bestaat erin het lijden lief te hebben, ik glimlach terwijl ik ween. Ik aanvaard met dankbaarheid de rozen, ook al doen de doornen mij pijn. Wanneer de blauwe hemel zich voor mijn oog verbergt, is het mijn vreugde in de schaduw te blijven, mij klein te maken. O Jezus, mijn enige Liefde, Uw heilige wil, dat is mijn vreugde. Daarom ben ik nooit bang, ik hou evenveel van de nacht als van de dag.   

4.  Mijn vreugde bestaat erin om klein te blijven, ook als ik val onderweg. Dan kan ik mij vlug weer oprichten en U, Jezus, neemt mij bij de hand. Dan overlaad ik U met liefkozingen en zeg ik U dat U alles voor mij bent, ook als U zich voor mijn geloof verbergt. (Als ik soms tranen stort is het mijn vreugde die goed te verbergen. Och, het lijden heeft zijn eigen charmes, wanneer men ze met bloemen kan versluieren!) Ik wil lijden zonder er over te spreken opdat U getroost zou zijn. Mijn vreugde bestaat erin onophoudend te strijden om uitverkorenen te verwekken voor Uw Liefde. 

Uit het gedicht: Tot het heilig Hart van Jezus :

Trek mij in de brand van uw liefde, maak mij zo innig één met U dat U nog slechts leeft en handelt in mij.